ketterverbranding
De theologie in de Koran komt van christelijke ketters
De koran is
een veelzijdig boek. Als thema’s vallen onder meer te onderscheiden:
familierecht, oorlogsrecht, plichten van moslims, hymnen, delen van het Oude
Testament en theologie. Wie de Koran bestudeert, ontkomt er niet aan om vast te
stellen dat de teksten verschillende bronnen moeten hebben gehad.
Dat Mohammed
de verzen van de Koran kreeg toegefluisterd door een engel kan zonder bezwaar
gerekend worden tot de oprichtingsmythen. In alles stemt de Koran overeen met
de stand van zaken zoals die gold tijdens haar ontstaan. Zo is de wereld in de
Koran bijvoorbeeld nog plat en steunt op zuilen, een wijdverbreide opvatting
uit die tijd. Verder steunt de Koran op de tribale cultuur uit die tijd in het
Midden-Oosten.
In dit blog
richt ik me op de theologische kant van de Koran. In de tijd die vooraf ging
aan het ontstaan van de islam was er veel strijd over de theologie van de toen
bestaande Roomse kerk. Verschillende leerstellige opvattingen waren breed
omstreden. Over en weer betichten de verschillende stromingen elkaar van
dwaalleer. Het was de aartsvader en heilig verklaarde Augustinus
(354-430) die de strijd aanbond tegen wat in zijn ogen ketters was. Behalve
voor zijn strijd voor de leerstellige opvattingen van Rome is hij vooral bekend
geworden door zijn niet aflatende strijd tegen ketters en hun opvattingen. Verbanning, marteling en executie waren niet ongewoon.
Pelagius, (360-420/440) een Britse monnik was een van de
ketters die stelling nam tegen een aantal canonieke opvattingen en daarom door
Augustinus onder vuur werd genomen. Pelagius had veel volgelingen, ook in Rome.
In zijn opvattingen vormt de aard van de genade het hoofdpunt. Krijg je genade
door eigen verdiensten of beschikt God over wie genade krijgt. Hij koos voor de
laatste opvatting die later ook bekend werd onder de naam van ‘predestinatie’. Pelagius
koos tegen de erfzonde, had niet veel op met sacramenten, vooral de doop kon in zijn ogen geen genade vinden.
Bij de meer seculiere pelagianen was de scheiding tussen kerk en staat een
belangrijk punt.
Veel van de leer
van Pelagius en deels van andere ketterse stromingen, is terug te vinden in de theologie van de
Islam. Voor de Islam geldt de erfzonde niet. Allah beschikt over wie genade als
gunst (predestinatie) krijgt. Door verdiensten kan geen genade worden verkregen.
Sacramenten ontbreken in de theologie van de Islam. Christus is niet Gods zoon,
maar een profeet. Over dat punt laat Allah in de Koran optekenen: 'ik heb geen
gade, hoe kan ik dan een zoon hebben? Priesters bestaan niet binnen de Islam. De
Islam kent voorgangers, maar die kunnen namens God geen heilige handelingen
verrichten zoals doop en biecht. De scheiding van kerk en staat komt in de
Koran niet voor. In de Koran komen wel
verwijzingen voor naar de toen bestaande filosofie. Voor de
staatsinrichting is kennelijk goed gekeken naar ‘De Republiek’ van Plato waarin
die staat geregeerd wordt door oude wijze mannen die alle beslissingen nemen.
Dat is nog herkenbaar bij de
staatsinrichting van Iran waar een groep Ayatollahs de uiteindelijke macht
heeft.
De
ketterjacht en vervolging door Augustinus was onvermoeibaar en fel. Dat was de
reden voor veel prominente ‘ketters’ om te vluchten. Noord-Afrika was voor hen
niet meer veilig omdat dat de thuisbasis van Augustinus was. Velen gingen
daarom richting het Midden-Oosten en zetten daar de strijd voort. ‘Niets is
erger dan vervolging’ is een van de verzen in de Koran. Het kan gelezen worden
als het credo van de vervolgde ‘ketters’ die van huis en haard verdreven werden
vanwege hun religieuze opvattingen. De Koran is echter niet mals als het om
afvalligen gaat. Ze verdienen de doodstraf.
Goedbeschouwd
kan Augustinus verweten worden dat zijn ketterjacht tot gevolg heeft gehad dat
de ketterse opvattingen de theologische basis van de Islam werden. De vraag hoe
de geschriften van de ‘ketters’ in de Koran terecht kwamen is wetenschappelijk
gezien nog onontgonnen terrein. Dat de samenstellers van de Koran daar uit
hebben geput is duidelijk aanwijsbaar. De theologische opvattingen van de Islam
zijn niet uit de lucht komen vallen of door een engel ingefluisterd. In de Hadith’s wordt verteld dat
Mohammed regelmatig een monnik bezocht. Wetenschappers vermijden de Hadith’s
nogal eens omdat de betrouwbaarheid ter discussie staat. In dit geval lijkt het
geen vorm van onbezonnenheid om aan te nemen dat de in geschriften vastgelegde
opvattingen van Pelagius en andere ketters een reis hebben gemaakt waarin ze
vanuit de vijfde eeuw in de zevende—eeuwse Koran terecht zijn gekomen. Verder
speculerend zou de stichting van de Islam vanwege haar strijdvaardigheid en streven
naar dominantie gezien kunnen worden als de wraak van de ‘ketters’. In Europa zijn de ketterse opvattingen nooit verdwenen. Met Luther en Calvijn werden ze met de reformatie weer populair en in vooral het zuiden van Europa heftig bestreden.