woensdag 18 oktober 2017

Genieten…, want ik ben ‘white privileged’



Zeker toch een paar keer per jaar dank ik god op mijn blote knieën dat  ik hier ben geboren in plaats van in een of ander Verweggistan. Ik beschouw dat niet als een verdienste, maar als een voorrecht. Ik geniet van wat mijn voorouders en mijn generatie van dit land hebben gemaakt.

Het enige wat me dwars zit is dat ik van de calvinisten en heftig linksen niet mag genieten van mijn voorrecht. Ze denken dat ik blind ben. De welvaart van Nederland zou volgens hen berusten op uitbuiting waardoor de welvaart die is opgebouwd, verdacht is. En nog erger, vanuit mijn witte privilege zou ik neerkijken op alles wat een kleur heeft.

Calvinisten en heftig linksen zijn de boze feeën die het feest komen verstoren met valse beelden. Het behoort niet tot de cultuur van mijn land om neer te kijken op mensen met een kleur. Ik kijk wel neer op mensen die hier wel willen wonen, maar hun eigen cultuur willen behouden omdat ze die veel beter vinden dan de onze. Ik behoor niet tot de calvinisten en heftig linksen die vinden dat culturen gelijkwaardig zijn. Ik meet culturen op hun vermogen om welvaart te spreiden en een open debat toe te staan. Dan zie je hele grote verschillen.

Ik kijk neer op mensen die niet willen integreren maar wel een deel van de taart willen, net zo goed als ik neerkijk op autochtone Nederlanders die zich te goed achten om te werken voor de kost en ten onrechte een uitkering genieten.  Ze profiteren slechts zonder een bijdrage te leveren.

‘Niet zeuren, maar aanpakken’, is een deel van de Nederlandse cultuur. Als je niet mee kan komen is er een menswaardig vangnet. Cultuur is: zoals we het hier doen. En hoewel Nederland ook niet volmaakt is, laten we in alle statistieken bijna alle andere landen achter ons. We doen het dus goed en daar mogen we trots op zijn. Het is ook onze plicht om de verworvenheden aan de toekomstige generaties door te geven.

“White privilege”, bestaat, maar in hoofdzaak in de hoofden van mensen die slachtoffer zijn van hun cultuur, maar andere culturen daarvoor verantwoordelijk stellen. Ook met een kleur kun je een volledig geaccepteerd Nederlander worden als je integreert en je er niets van aantrekt als je vanuit de cultuur die je hebt losgelaten een ‘bounty’ wordt genoemd. Het betekent hooguit dat je een goede afweging hebt gevonden tussen persoonlijke belangen en de belangen van de samenleving als geheel. Het betekent ook dat mensen met een andere kleur kunnen genieten van het ‘white privilege’ om dat ze deel uitmaken van de cultuur die dat tot stand heeft gebracht en die cultuur uit dragen.

‘White privileged’ is een beschuldiging die voortkomt uit jaloezie en uit onvermogen. Het isoleert ‘kleur’ uit alle andere factoren die een rol spelen, waarbij cultuur waarschijnlijk de belangrijkste is. Daarom hebben roodharigen minder problemen. Ooit zat ik op een verjaardagsfeestje naast een donker gekleurde vrouw. We hadden geanimeerde gesprekken. Pas op weg naar huis realiseerde ik me dat ik met een donkere vrouw had zitten praten. Die realisatie had in feite niets met de kleur te maken maar met de bewustwording dat het een gesprek tussen twee normale Nederlanders was geweest. Ze had de culturele ‘kleur’ van zich afgeschud. Cultuur maakt je ‘blank’, of liever: ‘Nederlands’,  en dat heeft niets met huidskleur te maken.
‘White-privileged’ is gewoon 'cultuur-privileged'.





dinsdag 17 oktober 2017

De deugmens als respectloze narcist

                                                                

De term ‘Gutmensch’ is aan het verdwijnen en lijkt te worden vervangen door de term ‘deugmens’. Dat is een goede ontwikkeling. De Gutmensch kan zich nader beschouwd helemaal niet beroepen op zijn goedheid. Hij wil als regel deugzaam zijn. Maar dat geeft problemen. Omwille van de deugd kiest hij voor een standpunt en handelt daarnaar ongeacht de gevolgen.

Als hij ‘welkom vluchtelingen’ roept, handelt hij vanuit de deugd om mensen in nood te helpen. De vraag of het werkelijk om mensen in nood gaat interesseert hem nauwelijks. Als er ‘hulp’ wordt geroepen, ga je helpen. Of de hulp helpt, interesseert hem ook nauwelijks. Hij heeft goede bedoelingen en dat moet genoeg zijn. Of we in staat zijn om alle mensen die om hulp (asiel) vragen te helpen, interesseert hem ook al niet. Hem interesseert slechts de houding. Die is goed of niet goed.
De deugmens is een respectloos mens. Dat gebrek aan respect begint al als hij na het roepen van ‘welkom’ naar huis terugkeert en het aan anderen en de samenleving overlaat om zich over de gevolgen van zijn ‘goed zijn’ te ontfermen. 

De deugmens is in de geschiedenis een akelig mens. Ooit was het deugzaam om heksen te verbranden of te verdrinken. Ooit was het deugzaam om ketters te vervolgen en hielp de deugmens om de inquisitie op te tuigen. De deugmens is nogal modegevoelig. Tot op de dag van vandaag vindt hij nieuwe doelen (klimaat bijvoorbeeld) om zijn deugzaamheid te bewijzen en aan anderen op te leggen. De deugmens is een narcist die zich moreel verheven voelt en geen antenne heeft voor wat anderen beweegt. Hij heeft geen respect voor de gevoelens en inzichten van anderen die afwijken van de zijne. Als hij zo’n afwijkeling aantreft, zet zijn narcisme hem er toe om die te vernietigen. Smaad, laster en op de man spelen zijn de gebruikelijke wapens. De tegenwoordige modes betreffen vooral klimaat en migratie. De deugmens is in discussies over die onderwerpen aan te treffen als donderprediker die anderen voorhoudt wat de juiste houding is. Wie zich daarin niet schikt loopt tegen de inquisitie aan die hem verbaal vernietigt en van zijn reputatie berooft. Dat is de reden waarom de deugmens volgers heeft. Het zijn de bangerikken die zich als zijn handlangers ontplooien en kopen daarmee hun veiligheid tegen zijn toorn. 

Schuld en boete lijkt ten grondslag te liggen aan wat de deugmens beweegt. Hem is gemakkelijk schuld aan te praten, het is zijn kwetsbaarheid. De opvatting dat narcisme in feite een overcompensatie is van angst en minderwaardigheidsgevoelens, kon wel eens kloppen. De deugmens heeft behoefte om voor anderen een deugmens te zijn. ‘Zie mij’ is zijn spel, ‘waarom ben je niet even deugzaam als ik?’. Het geeft hem macht over anderen en daar ligt de feitelijke psychische behoefte van de deugmens.
Ondertussen is de deugmens allesbehalve deugzaam. Hij maakt slachtoffers en schept maatschappelijke problematiek. Hij bestrijdt niet het kwade, maar degenen die hem niet volgen. De niet-volgers zijn het kwaad. Democratisch respect voor andere inzichten dan de zijne behoort niet tot zijn deugden. Hij is nietsontziend in het afdwingen van zijn standpunten. In het trouw blijven aan zijn eigen deugzaamheid is de deugmens zowel hypocriet als opportunistisch. Ook dat behoort tot zijn narcistische persoonlijkheid. Slechts zelden neemt hij zijn eigen standpunten serieus. Dat is logisch want hij gebruikt die standpunten om macht uit te oefenen. Een goed voorbeeld is te vinden bij de problematiek van ‘witte scholen’. De deugmens die diversiteit prijst kiest er toch maar liever voor om de eigen kinderen naar een ‘witte’ school te sturen. Dagblad Parool schrijft daar al maanden over. Wat er ook wordt geprobeerd, het lukt maar niet om het probleem van ‘witte’ en ‘zwarte’ scholen op te lossen. De deugmens haakt af waar het zijn eigen vermeend belang raakt.

In het maatschappelijk debat lijkt de deugmens de overhand te hebben. Dat betekent dat ‘narcisme’ een nog onvoldoende herkend maatschappelijk fenomeen is en daarom kan woekeren.



maandag 16 oktober 2017

Zijn we te beschaafd geworden in het strafrecht?


Neem verantwoordelijkheid
‘Niemand hoeft mee te werken aan zijn/haar eigen veroordeling’. Het is een zinnetje dat ik aantrof in beschouwingen over de zaak ‘Anna Faber’. De zin verwees naar de verdachte die in een eerdere zedenzaak weigerde om mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek. De reden voor de weigering was het ontlopen van het risico dat bij een TBS een langere detentie kan volgen.

Het is een vaststaande praktijk in de rechtsgang dat het bewijs van een misdaad door het Openbaar Ministerie verzameld moet worden en dat dit bewijs door de rechter wordt beoordeeld. Een verdachte mag zwijgen, tegen werken, desinformatie geven, misleiden, valse getuigenissen organiseren en bewijs verdonkeremanen. De verdachte speelt vaak het spel: ‘pak me maar als je kan’, een crimineel spel.

Volgens een artikel in de NRC weigert ongeveer de helft van de voor een psychiatrisch onderzoek in aanmerking komenden om daar aan mee te werken. De weigering wordt als een recht gezien. Niemand hoeft mee te werken aan zijn/haar eigen veroordeling. In de rechtspraktijk heeft dat heel wat meer consequenties dan alleen het ontlopen van de TBS. Door niet mee te werken kan het werk van het OM zodanig bemoeilijkt worden dat er geen vervolging plaatsvindt of dat de rechter wegens gebrek aan overtuigend bewijs tot vrijspraak over gaat. Bij het vervolgen van leden van de mocromaffia gebeurde dat een aantal keren.

Niet meewerken kan het gevolg zijn van de angst dat met ‘praten’ de erecode van ‘zwijgen’ wordt overtreden en wraakacties het gevolg zullen zijn. Criminele wetten krijgen op deze manier veel invloed op de rechtsgang en bieden bescherming aan criminaliteit.

De opvatting dat je verantwoordelijkheid neemt voor je daden staat op gespannen voet met het recht om niet mee te werken. Dat recht leidt tot een groeiend aantal geharde daders die op alle mogelijke manieren, na te zijn gepakt, aan veroordeling proberen te ontkomen. De norm dat je verantwoordelijkheid neemt voor je daden vervaagt door dat recht.

Bij alle nu gaande discussies over het vaker toepassen van TBS, ook als de verdachte niet meewerkt, blijft de discussie over het recht om te zwijgen achterwege alsof dit een onomstotelijk recht is. Het is de discussie die eigenlijk gevoerd zou moeten worden. Het niet meewerken kan als een criminele daad worden gezien. Bij een belemmerde rechtsgang is het de samenleving die uiteindelijk schade lijdt.

Niet meewerken zou als zodanig strafbaar kunnen worden gesteld en in voorkomende gevallen tot strafverhoging moeten leiden. Niet meewerken is asociaal en strijdig met de norm dat je verantwoordelijkheid neemt voor je daden. En verantwoordelijkheid nemen voor je daden zou een van de uitgangspunten van het strafrecht dienen te zijn. Een verdachte heeft niet alleen rechten, maar ook plichten. Van plichten kan hij niet ontslagen worden.

Het recht op niet meewerken kan worden gezien als te veel toegeven aan de dader en het laten uitmelken van rechten. Dat is strijdig met de belangen van de samenleving en van slachtoffers. Het recht om niet mee te werken is wellicht een hoogstandje in het juridisch denken, maar kan gezien worden als een uiting van beschaving die de beschaving aantast en onwenselijk gedrag in de hand werkt.